Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·pen·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wapenkamer wapenkamers
verkleinwoord wapenkamertje wapenkamertjes

Zelfstandig naamwoord

de wapenkamerv / m

  1. (bouwkunde) een ruimte ingericht voor het bewaren van wapens
    • Zijn wapenkamer was goed gevuld. 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be