wapenvergunning
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wa·pen·ver·gun·ning
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wapen zn en vergunning zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wapenvergunning | wapenvergunningen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de wapenvergunning v
- formele, wettelijke toestemming om een vuurwapen te bezitten
- ▸ Maar erger nog, ik raak mijn wapenvergunning kwijt?[2]
- ▸ De proef loopt onder meer in de Friese gemeente Ooststellingwerf. Daar is Guus Hellingman gevraagd om te helpen, omdat hij over de benodigde wapenvergunning beschikt. "Ik heb nu ongeveer veertig bomen gehad, dus we zijn net iets over de helft", zegt hij. In totaal worden er aan een weg zeventig bomen behandeld.[3]
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord wapenvergunning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
- ↑ Weblink bron “Gemeenten schieten eikenprocessierupsen uit de boom met paintballpistolen” (Dinsdag 16 augustus 2022), NOS