Een ocelot in zijn natuurlijke habitat.
  • oce·lot
enkelvoud meervoud
naamwoord ocelot ocelotten
verkleinwoord ocelotje ocelotjes

de ocelotm

  1. (roofdieren) bepaald soort zoogdier, Leopardus pardalis  , een kleine katachtige, behorende tot de groep van de pardelkatten
46 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[3]


  • IPA:
    • (VK): /ˈɒsəlɒt/
    • (VS): /ˈɑːsəlɑːt/
  • Ontleend aan het Franse ocelot.
enkelvoud meervoud
ocelot ocelots

ocelot

  1. (roofdieren) ocelot
katachtigen in het Engels:


  • IPA: /ɔsˈlɔ/
  • Rond 1765 ontleend aan het Spaanse ocelote, dat zelf stamt van het Azteekse ocelotl.
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  ocelot     l'ocelot     ocelots     les ocelots  

ocelot m

  1. (roofdieren) ocelot
    «Au Mexique on peut encore voir des ocelots à l'état sauvage.»
    In Mexico kan je nog ocelotten in hun wilde toestand zien.
  2. (haar) bont van de ocelot
    «Les dignitaires Maya portaient des manteaux en ocelot
    De Maya-hoogwaardigheidsbekleders droegen mantels in ocelotbont.
  3. een gratis gegevensbank voor Windows in de SQL-standaard DBMS.
    «Sur le site www.ocelot.ca sont mis à disposition des documents au standard SQL.»
    Op de webstek www.ocelot.ca worden documenten in de SQL-standaard ter beschikking gesteld.


ocelot

  1. (roofdieren) ocelot


  • o·ce·lot
enkelvoud meervoud
ocelot ocelot

ocelot m

  1. (roofdieren) ocelot


ocelot m

  1. (roofdieren) ocelot


ocelot m

  1. (roofdieren) ocelot


ocelot m

  1. (roofdieren) ocelot