Nederlands

 
Een slaperig sneeuwluipaard
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • sneeuw·lui·paard
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sneeuwluipaard sneeuwluipaarden
verkleinwoord sneeuwluipaardje sneeuwluipaardjes

Zelfstandig naamwoord

sneeuwluipaard m / o

  1. (roofdieren) bepaald soort zoogdier, Panthera uncia  , katachtige uit de familie van de grote katten, Felidae  
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie