Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jacht·lui·paard
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jachtluipaard jachtluipaarden
verkleinwoord jachtluipaardje jachtluipaardjes

Zelfstandig naamwoord

de jachtluipaardm

  1. (roofdieren) een zeer snel, betrekkelijk groot Afrikaans katachtig roofdier, Acinonyx jubatus  , gekenmerkt door een lange staart, geelachtige huid met donkere vlekken, lange poten met niet-intrekbare klauwen en een kleine kop met een eigenaardige zwarte traanstreep van ooghoek naar mondhoek
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid