eiland
Niet te verwarren met: Eiland |
- ei·land
- Leenwoord uit het Fries, in de betekenis van ‘land omgeven door water’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- samenstelling van ei en land [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eiland | eilanden |
verkleinwoord | eilandje | eilandjes |
het eiland o
- (aardrijkskunde) een stuk land dat omringd is door water
- Ik ga graag op vakantie naar een onbewoond eiland.
- ▸ Ze had me twee weken eerder verteld over haar leven als kunstenaar op een tropisch eiland in Maleisië.[3]
- ▸ Nobelen uit vorige eeuwen hadden het eiland volgebouwd met hun pronkpalazzi en de kieren die toevallig ontstonden tussen de wereldwonderen in, moesten maar als straat dienen. Wie zich wil verplaatsen in Venetië moet voortdurend om het exhibitionistische vertoon van liefde voor de stad van zijn voorgangers in deze stad heen lopen.[4]
|
1. een stuk land dat omringd is door water
|
|
- Het woord eiland staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eiland" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "eiland" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ eiland op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 23
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eiland | eilande |
eiland