atol
.
- atol
- Leenwoord uit het Maledivisch, in de betekenis van ‘koraaleiland’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1849 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | atol | atollen |
verkleinwoord | atolletje | atolletjes |
- (aardrijkskunde) een ringvormig koraaleiland
- De schipbreukelingen spoelden aan op het afgelegen atol.
1.
- Het woord atol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "atol" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "atol" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be