Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ei·lan·de·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen eilandelijk eilandelijker eilandelijkst
verbogen eilandelijke eilandelijkere eilandelijkste
partitief eilandelijks eilandelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

eilandelijk

  1. betrekking hebbend op een (bepaald) eiland
    • De gezaghebber is een bestuurder op eilandelijk niveau in Caraïbisch Nederland. 
Synoniemen

Gangbaarheid