• ei·lan·de·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen eilandelijk eilandelijker eilandelijkst
verbogen eilandelijke eilandelijkere eilandelijkste
partitief eilandelijks eilandelijkers -

eilandelijk

  1. betrekking hebbend op een (bepaald) eiland
    • De gezaghebber is een bestuurder op eilandelijk niveau in Caraïbisch Nederland.