• ei·land·meis·je
enkelvoud meervoud
naamwoord eilandmeisje eilandmeisjes
verkleinwoord

het eilandmeisjeo

  1. jonge vrouw die geboren is op een eiland / jonge vrouw die woont op een eiland
     Hij zoekt de sleutel voor de omzwaai in de plannen van zijn kapitein niet in dat briefje; want wie luistert er nu naar de raad van een eilandmeisje, als je zó beroemd geworden bent?[1]
     Hij is gek op straaljagers, dat komt door zijn vader, die zat hier in zijn diensttijd op de Vliehors en is toen aan een eilandmeisje blijven plakken.[2]
  1.   Weblink bron “Hollands glorie” (1940), DBNL
  2.   Weblink bron “De avondboot” (2000), DBNL