eilandmeisje
- ei·land·meis·je
- samenstelling van eiland zn en meisje zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eilandmeisje | eilandmeisjes |
verkleinwoord |
het eilandmeisje o
- jonge vrouw die geboren is op een eiland / jonge vrouw die woont op een eiland
- ▸ Hij zoekt de sleutel voor de omzwaai in de plannen van zijn kapitein niet in dat briefje; want wie luistert er nu naar de raad van een eilandmeisje, als je zó beroemd geworden bent?[1]
- ▸ Hij is gek op straaljagers, dat komt door zijn vader, die zat hier in zijn diensttijd op de Vliehors en is toen aan een eilandmeisje blijven plakken.[2]
- Het woord 'eilandmeisje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Hollands glorie” (1940), DBNL
- ↑ Weblink bron “De avondboot” (2000), DBNL