Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ei·land·be·vol·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eilandbevolking eilandbevolkingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de eilandbevolkingv

  1. geheel van de bewoners van een stuk land dat omringd is door water
     Curaçao draait op toeristen. Hun afwezigheid in coronatijd was dan ook een gigantische tik voor de eilandbevolking.[1]
     Tientallen asielzoekers werden naar Vlieland gebracht, om daar in een azc het besluit over hun verblijfsvergunning af te wachten. De eilandbevolking nam ineens met tien procent toe.[2]
     De eilandbevolkingen stemden tijdens staatkundige referenda in 2004 en 2005 wel grotendeels langs de lijnen van de commissie-Jesurun, maar de onderhandelingen met Nederland over de invulling van de staatkundige wijzigingen leidden daarna tot grote verdeeldheid, vooral op Curaçao en Bonaire.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Rik Rutten
    “Curaçao snakt naar de toeristen” (7 juli 2020) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Thomas de Veen
    “Gesuikerd verhaal asielzoekers Vlieland in De Reünie” (9 mei 2016) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Miriam Sluis
    “En wat verandert niet? De verdeeldheid” (9 september 2010) op nrc.nl