eilandbewoner
- ei·land·be·wo·ner
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eilandbewoner | eilandbewoners |
verkleinwoord |
de eilandbewoner m
- iemand die op een eiland woont
- `IJsland heeft een heel homogene bevolking en de families van de meeste eilandbewoners wonen er al eeuwenlang. Iedereen kan zijn afstamming heel gemakkelijk zo'n duizend jaar terugvoeren. Zo heeft men van alle individuele IJslanders het genoom in kaart gebracht en daardoor konden de oorzaken van allerlei ziekten worden opgespoord. Die groep heeft zoveel waardevolle gegevens opgeleverd.[2]
- Daarom kreeg ik gaandeweg het lezen medelijden met Ralph, een wanhopige hemelbestormer die zijn overwicht ziet verdwijnen omdat hij de andere eilandbewoners niet direct kan geven wat zij willen. [3]
- Plasterk wijst erop dat het in het belang is van de eilanders om te waarborgen dat het geld voor het herstel van de schade door orkaan Irma goed wordt besteed. De 'voorwaarden over integriteit en grenstoezicht' zouden daaraan bijdragen, meent hij. [4]
- Het woord eilandbewoner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Eggers, DaveDe cirkel vertaald door Gerda Baardman, Lidwien Biekmann, Brenda Mudde en Elles Tukker [2013] ISBN 978-90-488-1863-1 pagina 146
- ↑ Golding, WilliamDe heer der vliegen vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema [2011] ISBN 978-90-5965-388-7 pagina 10
- ↑ Tubantia Maarten van Ast 24-oktober-2017