Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: rádråd, řád


Nederlands

Uitspraak
Gelijkklinkende woorden
Woordafbreking
  • rad
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] * In de betekenis van ‘wiel’ voor het eerst aangetroffen in 1300. Mogelijk was de eigenlijke betekenis specifiek "wiel met spaken".[1] [2]
  • [B] In de betekenis "snel, vlug" voor het eerst aangetroffen in de 15e eeuw. Mogelijk verwant met rad "wiel", het bijvoeglijk naamwoord ras en rennen . Te herleiden tot PIE *raþa-.[3]
enkelvoud meervoud
naamwoord rad raderen
verkleinwoord raadje
radje
radertje
raadjes
radjes
radertjes

Zelfstandig naamwoord

het rado

  1. (werktuigbouwkunde) wielvormig voorwerp dat kracht overbrengt binnen een machine of op het water [4]
     Het principe van de nieuwe techniek om water te ,brassen' is eenvoudig: de windmolen doet in het water een schoepenrad draaien. Dat rad brengt de temperatuur en de hoeveelheid zuurstof in het water in evenwicht.[5]
  2. (juridisch), (historisch) strafwerktuig bestaand uit een wiel dat is bevestigd op een houten paal, waarna het gefolterde lichaam van een veroordeelde hierop wordt gelegd
    • De misdadiger werd op het rad gezet. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
1. wielvormig voorwerp dat kracht overbrengt binnen een machine of op het water
3. strafwerktuig
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: Het slechtste rad maakt het meeste geraas
Wie het minste van een zaak af weten, zijn juist geneigd het meest hierover te roeptoeteren (vgl. de beste stuurlui staan aan wal)
  • [1]: Het vijfde rad aan de wagen
Gezegd van iemand die of iets wat ergens prima bij gemist kan worden
  • [1]: Iemand een rad voor de ogen draaien
Iemand op gemene, slinkse wijze bedriegen of misleiden
  • [2]: Voor galg en rad opgroeien
Vanaf de jeugd een levenspad volgen dat later waarschijnlijk naar criminaliteit leidt
Vertalingen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen rad radder radst
verbogen radde raddere radste
partitief rads radders -

Bijvoeglijk naamwoord

rad

  1. snel, vlot [3]
    • Mede dankzij zijn radde acties heeft hij haar leven kunnen redden. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • Rad van tong zijn
Veel, snel en/of goed kunnen praten, welbespraakt zijn
Afkorting

rad

  1. (eenheid) SI-eenheid voor hoek (symbool voor radiaal)
  2. (eenheid) eenheid van geabsorbeerde radioactieve straling (afkorting voor radiation)
Anagrammen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen


Nedersorbisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • rad
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *radъ

Bijvoeglijk naamwoord

rad

  1. graag
    «Pijom rad piwo.»
    Ik drink graag bier.
Schrijfwijzen


Oudhoogduits

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-Germaanse *hradaz

Bijvoeglijk naamwoord

rad

  1. snel


Pools

Uitspraak
Woordafbreking
  • rad

Zelfstandig naamwoord

rad m

  1. (scheikunde), (element) radium (Ra).
Afgeleide begrippen
Afkorting

rad

  1. (wiskunde) radiaal.


Slowaaks

Uitspraak
Woordafbreking
  • rad

Zelfstandig naamwoord

rad m

  1. rij


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • rad

Zelfstandig naamwoord

rad

  1. genitief meervoud van rada