kettingscheprad
- ket·ting·schep·rad
- samenstelling van ketting en scheprad
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kettingscheprad | kettingschepraderen |
verkleinwoord | kettingschepradje | kettingschepradjes |
het kettingscheprad o
- (techniek) ronddraaiende riem of ketting waaraan bakken zijn bevestigd die graan, modder enz. naar boven brengen
- Het woord 'kettingscheprad' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.