Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ket·ting
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘samenstel van schakels’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1401 [1]
  • met het achtervoegsel -ing[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ketting kettingen
verkleinwoord kettinkje kettinkjes

Zelfstandig naamwoord

de kettingv / m

  1. een aaneengesloten reeks van gelijksoortige elementen, feiten, acties, gebeurtenissen etc.
    • Steeds meer kinderen haakten in en zo ontstond een levende ketting. 
  2. (techniek) een stevige, maar buigzame verbinding van in elkaar grijpende ringen of achtvormige schakels
    • Het schip werd aan de ketting gelegd. 
     Soms ook gehuld in een schapevacht, een ruige muts op het hoofd en een ketting in de hand. Of verkleed als duivels... 'Zijn hier ook stoute kinderen? ??[3]
  3. (techniek), (werktuigbouwkunde) een eindeloze band van schakels met rollen of haken, die over kettingwielen gespannen, kracht overbrengt
    • De ketting van mijn fiets moet nodig worden gespannen, hij loopt steeds van het kettingwiel af. 
  4. een snoer bestaande uit een draad die door doorboorde kralen of andere voorwerpen gevoerd is
    • Zij droeg een prachtige ketting met amethisten. 
  5. (textiel) schering, de rechte draden waartussen de inslag ingeweven wordt
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: het schip is aan de ketting gelegd
gerechtelijke in beslag genomen
  • [1]: van de ketting zijn
dollen als een losgelaten kettinghond
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen