collar
collar m
stamtijd | ||
---|---|---|
tegenw. tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
collo | collava | collat |
1e vervoeging | volledig |
collar
- een halsband omdoen
- in bedwang houden, in het gareel houden
- onder druk zetten (om iets te doen)
- samenbinden, aan elkaar bevestigen
- inschroeven
enkelvoud | meervoud |
---|---|
collar | collars |
collar
enkelvoud | meervoud |
---|---|
collar | collares |
collar v
- ketting (sieraad)