radiaal
- ra·di·aal
- In de betekenis van ‘straalboog’ voor het eerst aangetroffen in 1918 [1]
- afgeleid van het Latijnse radius (straal) met het achtervoegsel -aal [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | radiaal | radialen |
verkleinwoord | radiaaltje | radiaaltjes |
- (wiskunde), (eenheid) de SI-eenheid voor een hoek per definitie gelijk aan de grootte van een middelpuntshoek van een cirkel waarvan de lengte van de boog gelijk is aan de lengte van de straal (radius)
1. de SI-eenheid voor een hoek
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | radiaal | radialer | radiaalst |
verbogen | radiale | radialere | radiaalste |
partitief | radiaals | radialers | - |
radiaal
- straalsgewijs
- ▸ ‘De pedaalkracht is de uitkomst van de samenwerking tussen verschillende beenspieren. Het blijkt dat radiale pedaalkrachten een onvermijdelijk bijproduct zijn van optimaal fietsen. Als je die radiale krachten probeert te vermijden, dan kun je de grote belangrijke spieren niet maximaal benutten, denk aan de quadriceps, de bilspier en de hamstrings. Bovendien moet je bij het vermijden van radiale krachten spieren aanspannen die juist energie opslurpen.’[3]
2. straalsgewijs
- Het woord radiaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "radiaal" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "radiaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ radiaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Tangentieel trappen de beste fietstechniek? Nee, concludeert deze bewegingswetenschapper” (15 mei 2023), NewScientist
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be