Een coaxiaal opgebouwde kabel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·axi·aal
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘met gemeenschappelijke as’ voor het eerst aangetroffen in 1953 [1]
  • afgeleid van axiaal met het voorvoegsel co- [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen coaxiaal coaxialer coaxiaalst
verbogen coaxiale coaxialere coaxiaalste
partitief coaxiaals coaxialers -

Bijvoeglijk naamwoord

coaxiaal

  1. (elektronica) cilindrisch om elkaar heen, met een gemeenschappelijke as
    • Is deze kabel coaxiaal? 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

62 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen