hulp
- hulp
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | hulp | hulpen |
verkleinwoord | hulpje | hulpjes |
- handeling om iemand steun of bijstand te verlenen
- ▸ ‘We zijn er.’ Jack parkeerde de auto naast de grensmuur. Ik trok mijn rugzak uit de achterbak en bedankte hem hartelijk voor zijn hulp.[3]
- ▸ Want de arbeidersmeerderheid had het probleem dat ze geen opgeleide mensen hadden voor alle bureaucratische en politieke posten. Dus moesten ze hun tegenstander om hulp vragen. En sindsdien werken ze in alle rust samen.[4]
- iemand die ondersteuning of bijstand geeft
- hulpmiddel bijv. een hulpmotor
- [2] assistent, assistente, helper, helpster
|
|
- Eerste Hulp Bij Ongevallen (EHBO)
- eerste hulp verlenen aan iemand
- iemand te hulp schieten
1. handeling om iemand steun of bijstand te verlenen
2. iemand die ondersteuning of bijstand geeft
1. Eerste Hulp Bij Ongevallen (EHBO)
2. eerste hulp verlenen aan iemand
3. iemand te hulp schieten
- Het woord hulp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hulp" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "hulp" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ hulp op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be