Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hel·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord helper helpers
verkleinwoord helpertje helpertjes

Zelfstandig naamwoord

de helperm

  1. assistent, adjudant, collega, hulpverlener
    • Een helper is bij veel taken handig want soms kom je een handje tekort om iets vast te houden. 
    • In een winkel werken vaak vrouw en kinderen mee als onbetaalde helpers 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be