naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
helpenhelpend
hulpgeholpen
  • hel·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
helpen
/ˈɦɛlpə(n)/
hielp
/ɦilp/
geholpen
/ɣə'ɦɔlpə(n)/
klasse 3 volledig

helpen

  1. overgankelijk iemand bijstaan
    • Wordt u al geholpen? 
     Na veel gepeins besloot ik een lange brief vol ervaringen, waarden en suggesties te schrijven aan mijn kinderen. Allemaal lessen die ik in mijn korte leven had geleerd en die mij hadden geholpen.[2]
     Ik wilde de hele trail van begin tot eind te lopen en hoopte maar dat een paar dagen rust in het dichtbij gelegen dorp Independence mij zouden helpen om alles weer in perspectief te zien.[2]
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]
  • Afgeleid van het Oudsaksische helpan, via het Middelnederduitse helpen
  • Afgeleid van het Oudsaksische helpan, via het Middelnederduitse helpen

helpen

  1. helpen
  • Afgeleid van het Oudsaksische helpan, via het Middelnederduitse helpen