Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hulp·ver·le·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hulpverlener hulpverleners
verkleinwoord hulpverlenertje hulpverlenertjes

Zelfstandig naamwoord

de hulpverlenerm

  1. iemand die zich toelegt op het verlenen van hulp in algemene zin
    • Na de aardbeving duurde het enige tijd voor hulpverleners erin slaagden tot het getroffen gebied door te dringen omdat alle toegangswegen geblokkeerd waren. 
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be