ambulancehulpverlener
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- am·bu·lan·ce·hulp·ver·le·ner
Woordherkomst en -opbouw
- Samenstelling van ambulance en hulpverlener
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ambulancehulpverlener | ambulancehulpverleners |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de ambulancehulpverlener m