adjudant
- ad·ju·dant
- van Frans adjudant, letterlijk "helper" (van een militair functionaris)". Verder te herleiden tot Spaans ayudante "helpend", wat weer teruggaat op Latijn adiutare ww "helpen, bijstand"; in de betekenis van ‘officier van de staf’ voor het eerst aangetroffen in 1706 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | adjudant | adjudanten |
verkleinwoord | adjudantje | adjudantjes |
de adjudant m
- (militair) (beroep) rang boven die van sergeant en sergeant-majoor
- Hij moest bij de adjudant komen.
- (persoon) persoonlijke helper van een hooggeplaatst persoon
- Gelukkig kon hij altijd op zijn adjudant rekenen.
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
- Het woord adjudant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "adjudant" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "adjudant" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ adjudant op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be