eerste-hulppost (let op het verkeersbord links of de foto)
  • hulp·post
enkelvoud meervoud
naamwoord hulppost hulpposten
verkleinwoord

de hulppostm

  1. een plaats waar een hulpverleningsdienst gevestigd is en vanwaaruit deze dienst werkt
    • Reportage vanuit Khayelitsha, een snelgroeiende buitenwijk van Kaapstad, waar geweld regeert: gemiddeld 100 slachtoffers van steekpartijen per nacht op de hulppost. Verslaggever Reggie Yates trekt de wijk in en probeert te achterhalen waar het geweld vandaan komt.[2] 
    • Bijna honderd bezoekers van de openingsrit van de Tour de France hebben zich zaterdag gemeld bij een hulppost van het Rode Kruis. Een woordvoerster meldt dat tot dusverre 88 behandelingen zijn uitgevoerd. Vier mensen zijn doorverwezen naar het ziekenhuis.[3]  
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 12 september 2015
  3. Volkskrant 4 juli 2015