Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dag·hulp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord daghulp daghulpen
verkleinwoord daghulpje daghulpjes

Zelfstandig naamwoord

de daghulpv / m

  1. plaats waar iemand alleen voor overdag hulp of opvang kan krijgen
    • Uit elk onderzoek naar kinderbeschermingspupillen en tehuisjeugdigen blijkt dat de meeste jongeren al een indrukwekkende geschiedenis van allerlei vormen van daghulp, tehuizen, ambulante en preventieve hulpverlening achter de rug hebben. Die contacten hebben dus vaak (niet altijd) niet geholpen. Het wordt tijd dat nu eens goed wordt onderzocht wanneer wat helpt: wanneer interventies door de verschillende hulpverleningsvormen wèl en wanneer ze níet het gewenste effect hebben. [1] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC Mieke Komen 10 maart 1995
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be