• hulp·of·fi·cier
enkelvoud meervoud
naamwoord hulpofficier hulpofficiers
hulpofficieren
verkleinwoord hulpofficiertje hulpofficiertjes

de hulpofficierm

  1. (juridisch) assistent van een officier van justitie
     Het Openbaar Ministerie vervolgt vier agenten van de korpsen Limburg-Noord en Limburg-Zuid omdat ze onbevoegd als hulpofficier van justitie hebben gewerkt. Ze zouden zich schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrifte.[2]
     Het gaat om een politieman die zijn certificaat niet op tijd had verlengd. Daardoor was hij waarschijnlijk sinds juni vorig jaar niet bevoegd om op te treden als hulpofficier. Er wordt nu bekeken of hem iets te verwijten valt.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Onbevoegde hulpofficieren vervolgd” (Dinsdag 31 mei 2011, 10:48), NOS
  3.   Weblink bron “Weer hulpofficier zonder papieren” (Dinsdag 20 april 2010, 10:47), NOS