kersthulp
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kerst·hulp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kersthulp | kersthulpen |
verkleinwoord | kersthulpje | kersthulpjes |
Zelfstandig naamwoord
- (kerst) iemand die extra komt helpen in de kerstperiode
- De winkel zocht een kersthulp om de drukte in de week voor kerst op te kunnen vangen.
Gangbaarheid
- Het woord 'kersthulp' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.