• be·hulp
enkelvoud meervoud
naamwoord behulp -
verkleinwoord - -

het behulpo

  1. hulp, wordt nog gebruikt in de voorzetseluitdrukking 'met behulp van' (m.b.v.)
    • Tegenwoordig worden kranten gemaakt met behulp van computers. 
     Ik zou gaan lopen. Ik verheugde mij daarop. Ik had de hele treinreis de tijd gehad om met behulp van mijn mobiele telefoon de route van het station naar de Calle Nuova Sant'Agnese uit mijn hoofd te leren.[2]
93 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[3]