Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bu·ren·hulp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord burenhulp burenhulpen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

burenhulp v/m [1]

  1. hulp en zorg die verleent wordt door mensen die dicht bij elkaar wonen
    • Ook vanuit de gemeente Groningen is er wel degelijk 'burenhulp' verleend, zegt Rehwinkel. 'Voorafgaand, tijdens en na afloop van Project X zijn diverse ambtenaren van de gemeente Groningen ingezet om de gemeente Haren te ondersteunen." [2] 
    • Opvallend is volgens Van der Velde dat 48 procent van de bewoners aangeeft het afgelopen jaar burenhulp te hebben verleend. [3] 
    • Het noaberschop schijnt langzaam te verdwijnen. Door de drukke sociale levens van mensen en de opkomst van internet en social media is er steeds minder behoefte aan deze vorm van burenhulp. [4] 

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen