Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spoed·hulp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spoedhulp
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de spoedhulpv / m

  1. snelle hulp die geboden wordt bij een acuut ontstaan probleem
     Maar maakt niet uit, de hoofdzaak was de onverwachte spoedhulp die de oud-collega van zijn opa, niet zijn vader, kon bieden.[1]
  2. afdeling (in een ziekenhuis) waar men patiënten met een acuut gezondheidsprobleem direct helpt

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044640496