Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hulp·ver·le·nend

Werkwoord

vervoeging van: hulpverlenen
verbogen vorm: hulpverlenende

hulpverlenend

  1. onvoltooid deelwoord van hulpverlenen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen hulpverlenend hulpverlenender hulpverlenendst
verbogen hulpverlenende hulpverlenendere hulpverlenendste
partitief hulpverlenends hulpverlenenders -

Bijvoeglijk naamwoord

hulpverlenend

  1. bezig zijnd met helpen
    • Bij de uitvoering van hun werk onderweg hebben de hulpverlenende instanties in Twente tijdens de jaarwisseling geen agressie ondervonden, aldus de politie. [1] 
    • Wil jij hulp bieden aan slachtoffers van huiselijk geweld? Dat kan sinds kort bij Kadera. De hulpverlenende instantie start een project waarbij vrijwilligers worden gezocht om slachtoffers van huiselijk geweld te helpen. [2] 


Gangbaarheid

Verwijzingen