huishoudhulp
  • huis·houd·hulp
enkelvoud meervoud
naamwoord huishoudhulp huishoudhulpen
verkleinwoord huishoudhulpje huishoudhulpjes

de huishoudhulpv / m [1]

  1. een persoon of dienst die helpt bij het schoonmaken en onderhouden van een huis; hulp in de huishouding
     Gemeenten die geen passende huishoudhulp meer aanbieden, moeten dat snel weer gaan doen. Maar die aanpassing moet wel zorgvuldig gebeuren om nog meer verwarring te voorkomen. Dat schrijft de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) aan alle gemeenten.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Gemeenten moeten weer snel huishoudhulp bieden” (vrijdag 3 juni 2016, 17:24), NOS