alfahulp
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- al·fa·hulp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | alfahulp | alfahulpen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (beroep) iemand die in de gezinsverzorging werkt en in loondienst werkzaam is bij de patiënt/cliënt zelf
Gangbaarheid
- Het woord alfahulp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "alfahulp" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ alfahulp op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be