• al·fa·hulp
enkelvoud meervoud
naamwoord alfahulp alfahulpen
verkleinwoord - -

de alfahulpv / m

  1. (beroep) iemand die in de gezinsverzorging werkt en in loondienst werkzaam is bij de patiënt/cliënt zelf
86 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[2]