Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hulp·ge·roep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hulpgeroep
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het hulpgeroepo

  1. luid roepen, schreeuwen of vragen om assistentie
    • Gelukkig reageerden vele mensen op zijn hulpgeroep zodat hij nog op tijd uit het water gehaald kon worden. 
Synoniemen
  1. noodkreet, alarm

Gangbaarheid