cijfer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cij·fer
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘getalmerk’ voor het eerst aangetroffen in 1508 [1]
- van Arabisch صِفْر (sifr) "nul, letterlijk: niets, leeg", cognaat met zowel Frans chiffre en Engels cipher als met zero "nul" in die talen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cijfer | cijfers |
verkleinwoord | cijfertje | cijfertjes |
Zelfstandig naamwoord
cijfer o
- teken waarmee aantallen en nummers worden weergegeven
- (wiskunde) een enkelvoudig symbool om een telbaar aantal aan te duiden. Bijvoorbeeld 0 en 7 zijn cijfers, maar 19 niet
- Sudoku is een populair spelletje met cijfers.
- Hij praatte niet veel, hij kon goed uit de voeten met cijfers. Vóór de oorlog was hij kassier in een filiaal van de Banque de l'Union parisienne. [2]
- ▸ Ze draaide haar hoofd naar rechts en keek naar de rode, digitale cijfers van de wekkerradio die op het nachtkastje stond.[3]
- waardering van een prestatie, in een getal uitgedrukt
- Wat is je cijfer voor het proefwerk?
- (wiskunde) een enkelvoudig symbool om een telbaar aantal aan te duiden. Bijvoorbeeld 0 en 7 zijn cijfers, maar 19 niet
-
1. cijfers op een telefoontoestel
-
1. cijfers op de draaischijf van een oud telefoontoestel
-
1. cijfers 3 en 9 op voetbalshirts
-
1. een sudoku met voorgedrukte en ingevulde cijfers
-
Romeinse cijfers op een uurwerk
-
1. het jaartal 1678 in Romeinse cijfers op een gebouw
-
1. cijfers uit verschillende beschavingen
-
2. cijfers van bij zijn eindexamen
Synoniemen
- [2] punt
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- in de rode cijfers zitten
verlies maken - schulden hebben
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een enkelvoudig symbool om een telbaar aantal aan te duiden
Werkwoord
vervoeging van |
---|
cijferen |
cijfer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cijferen
- Ik cijfer.
- gebiedende wijs van cijferen
- Cijfer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cijferen
- Cijfer je?
Gangbaarheid
- Het woord cijfer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "cijfer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "cijfer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 15
- ↑ “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be