nummer
![]() |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: nummer (hulp, bestand)
- IPA: / ˈnʏmər / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈnʏmər/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈnʏmər/
Woordafbreking
- num·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nummer | nummers |
verkleinwoord | nummertje | nummertjes |
Zelfstandig naamwoord
nummer o
- een aanduiding met een getal
- lied
- Op zijn nieuwe album staat voor het eerst een Engelstalig nummer.
- ▸ Met elk drankje voelde ik me meer op mijn gemak en begon luidkeels mee te zingen met de bekende nummers die de band speelde.[3]
Afkorting
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Op zijn nummer zetten
zeer duidelijk maken dat iets erg ongewenst is
Vertalingen
1. een aanduiding met een getal
Werkwoord
vervoeging van |
---|
nummeren |
nummer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nummeren
- Ik nummer.
- gebiedende wijs van nummeren
- Nummer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nummeren
- Nummer je?
Gangbaarheid
- Het woord nummer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "nummer" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "nummer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ nummer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be