Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·num·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisnummer huisnummers
verkleinwoord huisnummertje huisnummertjes

Zelfstandig naamwoord

het huisnummero

  1. het nummer dat door de overheid aan een opstal wordt gegeven en een onderdeel vormt van het adres.
    • Op huisnummer 5 woont een ouder stel. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be