Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werp·num·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werpnummer werpnummers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het werpnummero

  1. (sport) één van de onderdelen van atletiek waarbij men iets weggooit
    • Eerder had hij al aan de eis op een spring- en een werpnummer voldaan. Rietveld had een nominatie op zak dankzij de 8073 punten die hij in 2102 [sic!] behaalde op een tienkamp in Tsjechië. [1] 
    • De organisatie van de WK atletiek heeft opnieuw een streep moeten zetten door de naam van een smaakmaker bij de werpnummers. Olympisch en drievoudig wereldkampioen discuswerpen Robert Harting meldde zich dinsdag af voor de mondiale titelstrijd, die op 22 augustus in Peking van start gaat. [2] 
    • Atlete Rachel Hanssens is zaterdag op 88-jarige leeftijd overleden in Oudenaarde, zo melden verscheidene media. Ze verzamelde liefst 212 titels, de laatste enkele maanden geleden op het BK voor masters in Ninove. Hanssens was vooral actief in werpnummers. Zo werd ze in 1958 en 1959 Belgisch kampioene in het speerwerpen. [3] 
Hyponiemen

Gangbaarheid


Verwijzingen