1. Voetballer met rugnummer 10.
  • rug·num·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord rugnummer rugnummers
verkleinwoord

het rugnummero [1]

  1. (sport) (kleding) getal dat op de achterkant van de kleding van een sporter staat (en vaak ook op de voorkant)
    • Weeral word ik genekt door iets waar ik totaal niet aan kan doen. Ik heb nog wel geprobeerd op de fiets om mijn moreel hoog te houden, maar ik verloor in mijn eentje tegen die koplopers steeds meer terrein. Na enkele kilometers in de marathon ben ik gestopt. Ik kon het niet meer opbrengen. Ik zette mij langs de kant en haalde mijn rugnummer eraf. Mijn broer Vincent probeerde mij er nog van te overtuigen om verder te lopen, maar dat zag ik niet zitten. Eigenlijk ben ik vandaag mentaal geplooid, niet fysiek." [2] 
    • De bouw van het Estadi Johan Cruyff is vandaag begonnen. FC Barcelona legde vandaag, op 14 september (14-9, de rugnummers van Cruijff), de eerste steen. [3] 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 15/oktober/2017 door Maarten Delvaux in Hawaï
  3. Tubantia Tim Hartman 14-september-2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be