De vroegere reddingboot van Lauwersoog   de Gebroeders Luden   had het bouwnummer 263.
  • bouw·num·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwnummer bouwnummers
verkleinwoord - -

het bouwnummero

  1. (bouwkunde) nummer waarmee afzonderlijk te verkopen onderdelen van een bouwproject wordt aangeduid
    Niet te verwarren met het huisnummer, dat meestal pas later door de gemeente wordt toegekend.
     De verkoop is gestart en mensen kunnen tot maandag 4 april aangeven welk bouwnummer hun voorkeur heeft.[1]
  2. (scheepvaart) nummer waarmee een schip tijdens de bouw wordt aangeduid, voordat het met een naam gedoopt is
     De trappen af, tot ze vlakbij het schip waren, dat nog geen naam had, alleen een nummer: ja, 214, heette het, bouwnummer 214.[2]
  1.   Weblink bron “Hakketak, Francine sprak… Ab van der Wiel en Margot Simons van De Meelfabriek” (4 april 2016) op nu.nl  
  2.   Weblink bron
    Hans van Wetering
    De documentalist in: Parmentier., jrg. 15 nr. 2 (juni 2006), p. 137/138