Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cij·fer·ma·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen cijfermatig cijfermatiger cijfermatigst
verbogen cijfermatige cijfermatigere cijfermatigste
partitief cijfermatigs cijfermatigers -

Bijvoeglijk naamwoord

cijfermatig [1]

  1. in getallen gemeten of uitgedrukt
     Grueter: "Cijfermatig heeft hij het wel aardig gedaan, hij was vorig jaar bijna kampioen geworden van de MLS. Het is met name na de coronaperiode helemaal verkeerd gegaan, waarin hij drie nederlagen op rij moest incasseren."[2]
     Een andere manier om de prestaties van een keeper cijfermatig bij te houden, is door te kijken naar het verschil tussen de goals de hij incasseert (excl. eigen doelpunten) min het aantal tegengoals dat hij op basis van 'Expected Goals' zou moeten krijgen.[3]
Synoniemen


Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    NOS Voetbal
    “Voetbalpodcast #105: 'Bij PSV moesten alle ramen open, tijd voor een frisse wind'” (Maandag 27 juli 2020, 15:03), NOS
  3.   Weblink bron
    NOS Voetbal
    “Is kritiek op PSV-doelman Drommel terecht? 'Ontwikkeling is er niet'” (Zaterdag 4 december 2021, 10:16), NOS