Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·ro·na·cij·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coronacijfer coronacijfers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het coronacijfero

  1. (medisch) het aantal mensen dat besmet is met een coronavirus
  2. (medisch) het aantal mensen dat besmet is met een coronavirus en hiervoor is opgenomen in een ziekenhuis
  3. (medisch) het aantal mensen dat besmet is met een coronavirus en hiervoor is opgenomen op de afdeling intensieve zorg van een ziekenhuis
  4. (medisch) het aantal mensen dat overleden is aan de gevolgen van besmetting met een coronavirus