chiffre
- chif·fre
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chiffre | chiffres |
verkleinwoord | chiffretje | chiffretjes |
het chiffre o
- (heraldiek) een monogram van een functionaris, vorst etc. of het naambeeld van een persoon of bedrijf
- Overal in het paleis is het chiffre van de keizer afgebeeld.
1. een monogram van een functionaris, vorst etc. of het naambeeld van een persoon of bedrijf
- Het woord 'chiffre' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
chiffre | le chiffre | chiffres | les chiffres |
chiffre m
- (wiskunde): cijfer, getal, bedrag, kengetal
- (taalkunde): code
- (heraldiek): chiffre, embleem, monogram, wapen
- «Le chiffre de Bordeau»
- Het chiffre van Bordeau.
- «Le chiffre de Bordeau»
- [3] emblème, logo, monogramme
- [1]: chiffre d'affaires
omzet
vervoeging van |
---|
chiffrer |
chiffre