Chiffre van Koningin Beatrix
  • chif·fre
enkelvoud meervoud
naamwoord chiffre chiffres
verkleinwoord chiffretje chiffretjes

het chiffreo

  1. (heraldiek) een monogram van een functionaris, vorst etc. of het naambeeld van een persoon of bedrijf
    • Overal in het paleis is het chiffre van de keizer afgebeeld. 
 
[1] Het cijfer twee in gebarentaal
 
[2] Het dubbelchiffre van Koning Hendrik de vierde en Koningin Marie van Frankrijk


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  chiffre     le chiffre     chiffres     les chiffres  

chiffre m

  1. (wiskunde): cijfer, getal, bedrag, kengetal
  2. (taalkunde): code
  3. (heraldiek): chiffre, embleem, monogram, wapen
    «Le chiffre de Bordeau»
    Het chiffre van Bordeau.
  • [1]: chiffre d'affaires
omzet
vervoeging van
chiffrer

chiffre

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van chiffrer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van chiffrer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van chiffrer