monogram
- mo·no·gram
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘figuur van dooreengevlochten (begin)letters’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- met het voorvoegsel mono- met het achtervoegsel -gram [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | monogram | monogrammen |
verkleinwoord | monogrammetje | monogrammetjes |
het monogram o
- een figuur waarin de initialen van een naam op kunstzinnige wijze zijn verweven
- Haar zelfontworpen monogram gebruikt zij ook als ex-libris.
1. figuur met initialen
- Het woord monogram staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "monogram" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "monogram" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ monogram op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be