Het monogram van de VOC
  • mo·no·gram
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘figuur van dooreengevlochten (begin)letters’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
  • met het voorvoegsel mono- met het achtervoegsel -gram [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord monogram monogrammen
verkleinwoord monogrammetje monogrammetjes

het monogramo

  1. een figuur waarin de initialen van een naam op kunstzinnige wijze zijn verweven
    • Haar zelfontworpen monogram gebruikt zij ook als ex-libris. 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]