bedrag
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·drag
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘geldsom’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1288 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedrag | bedragen |
verkleinwoord | bedragje | bedragjes |
Zelfstandig naamwoord
bedrag o
- som geld, geldsom
- Ik heb een aanzienlijk bedrag op mijn rekening staan.
- ▸ De eerste 10 procent van het bedrag doneerde ik zelf, geïnspireerd door de vader van Malala die jaarlijks 10 procent van zijn lerarensalaris aan hulpbehoevende mensen in zijn gemeenschap geeft.[2]
- ▸ ‘Dit kan dus niet,’ mompelde hij toen hij de bedragen las.[3]
Hyponiemen
- dagbedrag, drempelbedrag, eindbedrag, geldbedrag, jaarbedrag, recordbedrag, schikkingsbedrag, totaalbedrag, uitkoopbedrag
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord bedrag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bedrag" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "bedrag" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑ “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be