bedragen
- be·dra·gen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bedragen |
bedroeg |
bedragen |
klasse 6 | volledig |
bedragen
- absoluut de som gelds die iets kost
- De uitgaven bedroegen meer dan twee miljoen euro.
- de grootte van iets
- ▸ De afstand tot de groep bedroeg nog dertig meter, toen plotseling een hysterische stem in zijn hoofd schreeuwde: ‘Waar zijn de kinderen? ’[1]
de bedragen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bedrag
- ▸ ‘Dit kan dus niet,’ mompelde hij toen hij de bedragen las.[1]
- vervoeging van bedragen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
vervoeging van: | bedragen… |
geen verbogen vorm |
bedragen
- voltooid deelwoord van bedragen
- Het woord bedragen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedragen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ 1,0 1,1 “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be