Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • frau·de·be·drag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fraudebedrag fraudebedragen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het fraudebedrago

  1. hoeveelheid geld dat door bedrog en zwendel is verkregen
     Er is vorig jaar veel minder fraude gepleegd met pinpassen en internetbankieren. Het fraudebedrag daalde met 60 procent naar ruim 30 miljoen euro. Dat blijkt uit cijfers van de Nederlandse Vereniging van Banken. Het is voor het tweede jaar op rij dat er minder gefraudeerd is.[1]
     In het rapport 'Het verhaal achter notoire uitkeringsfraude' wordt de effectiviteit van deze maatregelen in twijfel getrokken. "In enkele gevallen liep het bedrag op tot boven de 60.000 euro. Voor veruit de meeste uitkeringsontvangers (?) was het fraudebedrag op het moment van detectie dermate hoog opgelopen dat terugvordering van het teveel uitgekeerde bedrag erg lastig was."[2]
     De gemeente zegt dat het aantal adressen waar gefraudeerd wordt meevalt, maar dat het fraudebedrag per adres fors is. Hoe groot het fraudebedrag is, heeft de gemeente niet berekend.[3]


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Minder fraude met pinpassen en internetbankieren” (Dinsdag 11 maart 2014, 13:32), NOS
  2.   Weblink bron “'Het verhaal achter notoire uitkeringsfraude'” (Dinsdag 19 november 2013, 12:54), NOS
  3.   Weblink bron “A'dam vindt 2500 stiekeme burgers” (Maandag 24 juni 2013, 20:22), NOS