fraude
- frau·de
- via Middelnederlands fraude van Frans fraude, in de betekenis van ‘bedrog’ aangetroffen vanaf 1294 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fraude | fraudes |
verkleinwoord |
- (juridisch) bedrog of gesjoemel door valsheid in geschrifte
- Britse bank kreeg boete van Britse en Amerikaanse toezichthouders voor fraude met Libor-rente
- ▸ Nu zegt de staatssecretaris dat eerst moet worden onderzocht of het terecht is dat sommigen zijn verdacht van fraude met toeslagen. "In afwachting hiervan heb ik toegezegd de pauzeknop te hanteren", staat in de Kamerbrief. De Tweede Kamer had hier al op aangedrongen bij de staatssecretaris.[4]
|
1. bedrog of gesjoemel door valsheid in geschrifte
|
|
- Het woord fraude staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fraude" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ fraude op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "fraude" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “Belastingdienst stopt met dwanginvordering bij 8500 gezinnen” (09-11-2019), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
fraude v
fraude m