toezichthouder
- toe·zicht·hou·der
- samenstelling van toezicht en houder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toezichthouder | toezichthouders |
verkleinwoord | toezichthoudertje | toezichthoudertjes |
de toezichthouder m
- een instelling of iemand die controleert en toetst of alles volgens de regels verloopt (ook (beroep))
- De toezichthouder had nooit een bankvergunning mogen verlenen aan de bank omdat de leiding en de organisatie er onvoldoende waren
- Hoewel de toezichthouders talrijke mogelijkheden hadden om in te grijpen, stelden zij besluiten met opzet uit of namen zij alleen beslissingen die hunzelf goed uitkwamen
- ▸ Sinds 1 juli moeten psychiaters en psychlogen de toezichthouder informeren over het psychisch welzijn van hun patiënten, maar behandelaars hebben daar moeite mee omdat patiënten niets is gevraagd. Hun privacy is volgens hen in het geding.[1]
- Het woord toezichthouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Kritiek op verplicht aanleveren van informatie ggz-patiënt bij toezichthouder” (21-7-2022), NOS