Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • norm·be·drag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord normbedrag normbedragen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het normbedrago

  1. een hoeveelheid geld die besteed mag worden voor iets; wat iets mag kosten
    • Bestuurders vliegen regelmatig businessclass, terwijl ze volgens de regels economy class zouden moeten reizen. Ook wordt vaak in hotels overnacht die duurder zijn dan de normbedragen en zijn de reiskosten hoog.[1] 
    • In grote steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht wordt overigens meer betaald dan het normbedrag per huishouden. Lokale omroepen boeken volgens de toezichthouder wel vaak succes als zij de rechter inschakelen om hun subsidie bij gemeenten op te eisen.[2] 

Gangbaarheid

Verwijzingen